Ze gaf hem haar geschenk, een wenskaart en een zoen. Drievuldigheid.
“Wat is dat?”, vroeg ze, en ze stapte naar de grote kast achter hem. Allemaal schuifjes, grote en kleine. Haar hand streelde over het glanzende handvat van één schuifje.
“Dat is mijn ziel”, zei hij.
Geschrokken trok ze haar hand weg. Ze zweeg. In iemands ziel kijken, noopt tot nederigheid. Hij had niet berispend geklonken.
Het was de kast die hem had gevonden. Ze stond op de rand van het trottoir, naast een platencollectie uit de jaren tachtig in een kartonnen bananendoos. Bomen in de mist bovenaan. Hij keek naar de kast en de kast keek naar hem. Het was een apothekerskast. Schuiven, sommige groot, velen klein. In elk schuifje een remedie. Sommige schuifjes waren verdwenen. Een gat gaapte. Onvolledigheid.
Misschien was het dat wat de kast zag. Dat ook hij onvolledig was. Dat niet alle schuifjes erin zaten. Was hij ze kwijt? Of was hij ze nog aan het vullen?
De kast liet zich door hem kopen. Hij sleurde ze door de massa rommelmarktbezoekers mee naar huis. Waarom stond zijn wagen zo ver? Het werd zijn project. De kast herstellen en vullen. Waarmee wist hij aanvankelijk niet. Zorg voor zijn ziel.
Het begon heel praktisch. Wat foto’s, notities en wat snuisterijen waar hij geen blijf mee wist. Ze verdwenen in de kast en langzaam maar zeker vergat hij waar ze zaten. Maar hij wist dat ze er ergens waren. Na verloop van tijd kregen de schuiven een betekenis. In die grote, belangrijke papieren van zijn huis. Daarnaast zat alles van zijn huishouden, gezin, familie, verspreid over meerdere lades. Eén schuif onderaan was eigenlijk meer een papiermand. Afval waarvan je vergeet afscheid te nemen. Hij stond versteld van hoeveel hij hiervan bijhield. Die moest hij eens schoonmaken.
De kleinste schuifjes waren deze van wat hij de juwelen van zijn leven noemde. Ten minste, dat dacht hij die keren hij zo’n laatje open maakte. Nooit gebruikte hij die term luidop. Voor sommige woorden is de gedachte beter dan de klank. De juwelen van zijn leven waren de ontmoetingen die hem dierbaar waren. Vrienden, geliefden die zijn leven vollediger maakten en vooral mooier. Zonder die schuifjes was de kast enkel een opbergkast en was zijn leven enkel een opeenstapeling van tijd.
“Hier is eentje tekort”, zei ze en stak haar hand in het gat in zijn ziel.
Hij knikte. “Ik heb het schuifje laten vallen toen ik het woest uit de kast trok”. Ruzie maakt je onvolledig. Er zaten een paar gaten in zijn ziel. En zoals dat gaat, bleek het moeilijk om een nieuw laatje te vinden dat paste.
Hij nam haar wenskaartje aan en stopte hem in het glanzende schuifje dat ze had aangeraakt.
“Je maakt mijn ziel vollediger”. Dat dacht hij, omdat voor sommige zinnen de gedachte beter is dan de klank.