Er zijn van die dagen dat de regen aanvoelt als een beloning. Als druppels geluk die je deel zijn. Zo voelde hij zich toen hij vertrok bij haar en er net een regenbui over de stad trok. Daar waar je normaal wegrent van alle nattigheid, leek het water hem niet te deren, wel integendeel. Het was een avond waarop het onverwachte omarmd werd. Daarnet, aan haar deur en nu, op de natte tegels van het trottoir. Had hij kunnen dansen, dan slingerde hij zichzelf rond een lantaarnpaal, Gene Kelly achterna.
Hij lachte. Na al die jaren, nog steeds dit gevoel te kunnen ervaren. Voor de hand liggend als je twintig bent, of zelfs jonger. Onverwacht even evident als de weg die je afgelegd hebt langer lijkt dan de weg naar morgen. En hoewel de straat van de toekomst dan wel ergens doodloopt, niets was fijner dan erop te wandelen, beseffend wat het is om graag te zien en graag gezien te worden. Dat had ze gezegd. Dat had hij gevoeld. Dat had hij beantwoord.
Ja, haar bed was intens geweest, maar dat was slechts de slagroom op het ijs dat hij al jaren graag at. Dit was zo’n moment dat de dag waarop je voelde dat de zon voor jou scheen, dwars door alle wolken heen, want die waren er ook. Veel en zelf grijs tot heel donker. Maar zonnestralen zijn nog zoveel mooier als ze door zo’n wolkendek breken. Je ziet veel meer de stralende schittering dan aan die strakblauwe en soms verlammende zomerhemel. Dit was een dag met karakter, met beweging, energetisch waarvoor het begrip thermodynamica was uitgevonden. Zo liep hij, of eerder stapte hij, want hij liep niet als het niet dringend was, weg de nacht in. Het was niet dringend. Morgen kwam opnieuw een dag en die zat vol mogelijkheden, zoals ook de dag erna.
Tijdens het wandelen besefte hij dat niets veranderde. Plus que ça change, plus c’est la même chose. Hij was nog altijd wie hij was, al die jaren lang. Dezelfde verlangens, dezelfde gedachten, en fundamenteel, hetzelfde gedrag. Handelingen waren dan misschien wat meer gepolijst door de erosie van het leven, of soms wat strammer dan bij het jonge veulen in de wei, maar hij voelde zich nog steeds zo. Hij dacht zelfs vaak dat hij nog veel te leren had, te ontdekken, terwijl hij al zoveel meemaakte. De eelt op zijn handen was echt, zo ook die op zijn ziel. En zoals hij zijn handen verzorgde, zo probeerde hij ook te verhinderen dat die ziel onder een harde hoornlaag van cynisme terecht kwam. De beste bescherming tegen het leven is ze grijpen zoals een volleerd doelman. En dan nog liefst met blote handen. Dan voel je de kracht van wat op je afkomt.
Dat alles flitste door zijn hoofd bij het wegwandelen van haar deur. Liefhebben. Lief hebben. Niets is eigenlijk belangrijker en fijner om te beleven. De geluksdruppels drongen door zijn hemd. Zijn jas had hij om zijn arm geslagen. Dit was een avond om te ervaren, om wat van boven kwam te ontvangen zonder schroom en zich opnieuw te voelen zoals hij zich voelde toen hij die eerste keer van haar deur wegwandelde. Een ander adres, maar hetzelfde gevoel.
Dit was een dag waarop de regen een reisgenoot was. Geen hindernis, geen ergernis. Een welkome verkoeling, een gedruppelde herinnering aan het feit dat alles best was zoals het immer bedoeld was. Zelfs als het regent. Wie de regent omarmt, omhelst het leven.
Ontdek het “spiegelverhaal” Slackliners.